Bij een transurethrale resectie van de blaas (TURB) worden één of meerdere blaaspoliepen via de plasbuis (urethra) weggenomen. Dit gebeurt tijdens een kijkoperatie.
Algemene informatie over de planning van je opname, wat je meebrengt, waar je je moet aanmelden en wat er bij ontslag gebeurt vind je terug in de rubriek ‘plan je opname’.
Doorgaans wordt je de ochtend van de ingreep opgenomen in het ziekenhuis.
De totale duur van de ingreep varieert in functie van de grootte en het aantal poliepen en kan 10 tot 60 minuten duren.
Nadat je verdoofd bent, lig je in gynaecologische houding.
De uroloog brengt een hol buisje met een kleine camera in de plasbuis tot in de blaas. Hiermee kan de arts de blaas bekijken en de poliep verwijderen.
Via het holle buisje brengt de arts ook het stalen lisje in de blaas dat onder stroom gezet kan worden (de resectoscoop). Met het lisje schraapt de arts de tumor laag voor laag af tot in het gezonde weefsel. Zo ontstaat een wonde in de blaas. De uroloog schroeit kleine bloedinkjes dicht met het stalen lisje.
Door het inbrengen van spoelvloeistof tijdens de ingreep blijft de blaas voortdurend ontplooid.
Tussendoor legen we steeds de blaas waarbij de losgemaakte deeltjes van de poliep mee naar buiten komen.
Dit weefsel wordt opgestuurd voor microscopisch onderzoek.
Na verwijdering van de poliep spoelen we in sommige gevallen de blaas met medicijnen en blijft een katheter (een dun slangetje) achter om de bloederige urine af te voeren.
Fluorescentie
Soms maakt de uroloog gebruik van blauw fluorescentielicht (Hexvix). Hierdoor kleuren kleine, voor het blote oog vaak onzichtbare letsels roze.
Er loopt een blaassonde doorheen je plasbuis tot in de blaas waarlangs de urine afloopt. De aanwezigheid van de sonde is niet pijnlijk maar kan je als onaangenaam ervaren.
In sommige gevallen is de sonde verbonden met een grote spoelzak en een grote urineopvangzak die zorgen voor een continue spoeling. De verpleegkundige volgt je urine nauwkeurig op en als de urine helder is, zetten we de spoeling stop.
De arts beslist wanneer de sonde verwijderd mag worden. Vaak is dat de ochtend na je ingreep.
Na het verwijderen van de sonde volgt de verpleegkundige je plas op. Het is best mogelijk dat je eerste plas branderig aanvoelt en vrij dringend is. Dit is normaal en kan voorkomen tot 24 uur na het verwijderen van de sonde.
Je kan ook het gevoel hebben dat je je erg moet haasten om tijdig het toilet te bereiken. Deze klachten zijn van voorbijgaande aard en verdwijnen als de wonde binnenin genezen is. Indien nodig mag je medicatie (ontstekingsremmers) innemen om deze eerste weken wat vlotter te laten verlopen.
Drink veel water (1,5 liter per dag).
Douchen en baden is toegestaan.
Zware lasten heffen raden we af tijdens de eerste 6 weken.
Fietsen is toegestaan.
Tracht persen bij stoelgang te vermijden. Heb aandacht voor een voor vlotte stoelgang: voldoende drinken en vezelrijke voeding innemen. Neem indien nodig Forlax® of Movicol® in.
Tot 6 weken na de ingreep kan er bloed aanwezig zijn in je urine. Indien de urine meer bloederig is, moet je meer drinken.
Je kan eventueel incontinentiemateriaal aankopen in de thuiszorgwinkel.
Je hoeft je steunkousen niet meer te dragen als je opnieuw voldoende beweegt. Breng ze terug mee bij een eventuele volgende opname.
Heb je pijn, dan kan je een pijnstiller of ontstekingsremmer nemen.
Neem je bloedverdunners, vraag dan aan je behandelende uroloog wanneer je die opnieuw kan nemen.
Als je niet goed kan plassen of je krijgt koorts (> 38°C), neem dan onmiddellijk contact op met de dienst urologie.
Indien je nog vragen hebt, kan je altijd terecht bij je uroloog, uro-oncologisch verpleegkundige en het verplegend personeel van de verpleegeenheid.