Schouderinstabiliteit
Klachten en oorzaken
Klachten
Bij schouderinstabiliteit gaat je schouder regelmatig (bijna) uit de kom. We spreken van een luxatie of subluxatie:
- Bij een plotse ontwrichting “luxatie” waarbij de schouder volledig uit de kom gaat, is er meestal een uitgesproken pijn. Je kan onmogelijk de schouder nog bewegen. Gewoonlijk is er ook een duidelijke misvorming van het gewricht waar te nemen, de schouder wordt smaller.
- Als er een gedeeltelijke ontwrichting optreedt “subluxatie” voel je meestal een klik met een oncomfortabele vage pijn in de schouder. Je voelt de schouder blokkeren en terug van zelf op zijn plaatst verspringen. Door frequente subluxaties (vooral bij sporters) en instabiliteit kan er een overbelasting van de ‘rotator cuff’ ontstaan, met tendinitis als gevolg.
Oorzaken
- De meest voorkomende vorm van instabiliteit is posttraumatische instabiliteit. Dit treedt op als gevolg van een ongeval. Hierbij wordt een letsel veroorzaakt in het kapsel en het labrum.
- Het labrum, dat dient ter stabilisatie van de schouder, wordt losgescheurd van de pan. (dit wordt een Bankart-letsel genoemd).
- Minder frequent kan ook het bot onder het labrum afbreken of kunnen de spieren (‘rotator cuff’) afscheuren wanneer die al verzwakt zijn.
- Een tweede vorm van instabiliteit van de schouder is de aangeboren instabiliteit. Dit wordt veroorzaakt door een veralgemeende laksiteit van de gewrichten (“zeer losse gewrichten”), waarbij het kapsel niet strak aangespannen staat en waardoor het contact tussen kop en kom af en toe verdwijnt.
- Een laatste vorm van instabiliteit van de schouder is de verworven instabiliteit. Die treedt op, niet als gevolg van een ongeval, maar geleidelijk aan door frequent de schouder in extreme posities te brengen. We vinden deze vorm van instabiliteit vooral bij sporters, die bewegingen boven het hoofd moeten maken (tennis, volley, handbal, zwemmen, etc.).
- Hierbij wordt het kapsel langzaam verder en verder uitgerokken en wordt het labrum geleidelijk meer en meer beschadigd, tot ook hier het contact tussen kop en kom verdwijnt.
Bij alle bewegingen van een normale schouder bevindt de humeruskop zich centraal in de pan, het glenoïd. Indien het contact tussen de kop en de kom vermindert of verdwijnt bij bepaalde bewegingen (gevoel van “uit de kom gaan”) duidt dit op instabiliteit.
Behandelingen
Niet-chirurgische behandeling
Bij chronische instabiliteit kan gestart worden met kinesitherapie, waarbij vooral nadruk gelegd wordt op versteviging van de spieren rondom de schouder. Dit heeft zeker zijn nut bij aangeboren en verworven instabiliteit.
Chirurgische behandeling
Bij posttraumatische instabiliteit met herhaalde luxaties wordt er meestal sneller beslist om het letsel operatief te behandelen, aangezien kinesitherapie hier minder effect heeft. Dit is zeker het geval bij jonge mensen, waarbij de kans op recidiverende luxaties veel groter is dan bij oudere mensen.
Een operatief herstel van de instabiliteit verschilt naargelang de aard van het letsel (kapsel-spieren-bot), leeftijd, geslacht, type sportactiviteiten, aantal reeds gebeurde luxaties.
Lees meer over de operatieve behandeling van schouderinstabiliteit
Deel op